Herfstuitstapje: monumentaal Baeza en Úbeda (1)

Volgens de metereologen is de herfst deze week begonnen en het is een feit dat het al wat minder warm en druk is dan de afgelopen maanden het geval was. De herfst is de ideale tijd om uitstapjes te maken en andere delen van Spanje met een bezoek te vereren. Bijvoorbeeld de mooie historische steden Baeza en Úbeda, in de relatief onbekende provincie Jaén.
 
Jaén is misschien wel de onbekendste provincie van Andalusië. En dat is geheel onterecht want Jaén heeft zowel op het gebied van cultuur als op het gebied van natuur heel veel te bieden aan de bezoeker. Bo­vendien is het er rustig en vanuit Alicante rijdt u er in vier uur naartoe.In het latere najaar, als de bomen beginnen te kleuren, is het schitterende natuurgebied Cazorla een echte aanrader. En in het voorjaar, als de kersenbomen bloemen, de Sierra Má­gina. En in andere delen van het jaar kunt u door de eindeloze heuvels met olijfbomen rijden en kleine dorpjes bezoeken. Als een complete verrassing tussen al die olijfboomgaarden komen de plaatsen Baeza en Úbeda. Ze liggen op een soort balkon en zijn al van verre te ontwaren. Maar in plaats van dorpjes met witgekalkte huizen en een kerkplein in het midden gaat het hier om plaatsen met grote gebouwen van zandsteen, met resten van stadsmuren en poorten, met voorname paleizen en mooie kerken. Ze hebben zelfs een universiteit en Baeza een kathedraal, terwijl het hier plaatsen met respectievelijk 34.000 en 15.000 inwoners betreft!
 
De historische gebouwen van de twee plaatsen samen - ze liggen slechts tien kilometer ut elkaar - werden in 2003 door de Unesco als één geheel op de Werelderfgoedlijst gezet. Een aanleiding te meer om Baeza en Úbeda eens met een bezoek te vereren. Ik raad u aan er een meerdaags uitstapje van te maken en een leuk hotel te zoeken in het centrum van één van de twee steden. Die zijn er in alle prijsklassen, van de parador in Úbeda en diverse voormalige paleizen in beide steden tot voordelige appartementen net buiten het centrum. De steden zijn compact en parkeren is er niet echt een probleem dus de locatie van de overnachtingsaccommodatie doet er niet zo veel toe.We beginnen ons bezoek in Baeza, de kleinste van de twee steden.

De Plaza del Pópulo, ofwel de plein van het volk, is een mooi uitgangspunt voor een wandeling door de oude stad. Aan dit fraaie plein met diverse historische gebouwen is het toeristische informatiekantoor gevestigd waar u een plattegrond en folders op de kop kunt tikken.Baeza mag dan al sinds de prehistorie bewoond worden, de stad gaat ook met zijn tijd mee en begin deze maand zijn er 23 bakens geplaatst door de hele stad met toeristische informatie. Wie nog meer wil weten dan wat daarop staat, kan via een QR-code toegang krijgen tot informatie op zijn/haar mobiele telefoon.Maar even terug naar de Plaza de Pópulo. De leeuwenfontein in het midden komt oorspronkelijk uit het Moorse kasteel waar nu niets meer van over is, het werd vernield in opdracht van koningin Isabel la Católica. Baeza werd eerder heroverd op de Moren dan de zuidelijker delen van Andalusië en al halverwege de dertiende eeuw was Baeza de christelijke hoofdstad van de streek. Er volgden eeuwen van voorspoed maar die eindigden tijdens de successieoorlog in de zeventiende eeuw en vanaf de achttiende eeuw begon de stad te krimpen.
 
Links naast het toeristisch informatiekantoor staat het voormalige slachthuis uit de zestiende eeuw, dat ooit tegen de stadsmuur aangebouwd stond maar in de vorige eeuw naar de huidige locatie verplaatst werd en nu justitieel paleis is. In de rechterhoek van het plein ziet u de prachtige Puerta de Jaén, die deel uitmaakte van de oude stadsmuur. Als u die poort doorloopt en meteen links de hoek omgaat, loopt u het oudste deel van het centrum in. Links aanhoudend komt u uit bij de universiteit, een gebouw dat vandaag de dag vooral bekend is omdat de populaire dichter Antonio Ma­chado hier doceerde. Tegenover de universiteit ligt het 15e-eeuwse Pala­cio de Jabal­quinto met zijn prachtige gevel en tegenover die gevel ligt de 13e eeuwse Iglesia de Santa Cruz, die vanaf 11.00 uur dagelijks enkele uren open is ter bezichtiging.Op de Plaza de Santa Cruz slaat u rechtsaf en binnen een paar minuten komt u op de Plaza Santa María, waaraan nog een universiteitsgebouw en de kathedraal gelegen is. Het kerkgebouw werd halverwege de twaalfde eeuw, na de eerste verovering op de Moren, op de grondvesten van een moskee neergezet. In 1227 werd ze officieel ingewijd door koning Fernando III en ze is daarmee de oudste katholieke kerk van Andalusië. Ze was ook enige tijd de enige kathedraal van de regio maar later moest ze die titel delen met de kathedraal in de stad Jaén. Het gebouw werd in de eeuwen erna constant uitgebreid en verbouwd zodat het zowel van binnen als buiten een mengelmoes van stijlen is. In de 18e-eeuw leed het gebouw bovendien veel schade door een aardbeving. Een bezoek aan het interieur is vooral de moeite waard vanwege het barokke altaar en de vele kapellen in verschillende stijlen.
 
Achter de kathedraal kunt u nog een klein stukje verder doorlopen naar de rand van het oude centrum. Hier heeft u een weids uitzicht op de eindeloze olijvenboomgaarden en in de verte de bergen. Loop een stuk langs deze zogenaamde Paseo de las Murallas, die, zoals de naam al aangeeft, loopt waar vroeger stadsmuren waren en sla de derde weg linksaf om het centrum weer in te lopen. Via de calle de la Merced en langs de stadspoort Puerta de Úbeda loopt u verder naar de Plaza de España, vandaag de dag één van de belangrijkste pleinen in de stad. Aan dit plein staat de 25 meter hoge Torre de los Aliatares.Vanaf de Plaza de España kunt u rechtsaf de calle de San Pablo inlopen. Aan deze straat is een aantal fraaie oude paleizen gevestigd en tevens de 15e-eeuwse San Pablokerk. Slaat u linksaf dan loopt u via de aangename Plaza de la Constitución, met terrasjes en plantsoenen, terug naar de Plaza del Pópulo.Bea Lutje Schipholt
 
.